28 april 2012

Spreeuwenzwerm bij Otmoor

De mooiste opnamen die ik heb kunnen vinden van een spreeuwenzwerm (‘a murmuration of starlings’). Vooral bekijken op full screen! (Klik rechtsonder.)


(YouTube: de opnamen zijn gemaakt door dylanwinter1, gepubliceerd in feb. 2007; de muziek is 'Soaring with the sun' van CSS Music. Een uitvoerig artikel over onderzoek naar deze zwermen is te lezen in Audubon.)

25 april 2012

Balzac schrijft een toneelstuk

Aan zijn romans besteedde Honoré de Balzac (1799-1850) de uiterste zorg – hij blééf ze herschrijven. Zijn theaterwerk was weleens het kind van de rekening. Théophile Gautier (1811-1872) heeft in zijn postuum verschenen Portraits contemporains (1874) beschreven hoe Balzac het toneelstuk Vautrin dacht te realiseren (Nederlandse vertaling onderaan):

Un mot pressant de Balzac nous somma un jour de nous rendre à l’instant même rue de Richelieu, 104, où il avait un pied-à-terre dans la maison de Buisson, le tailleur. Nous trouvâmes Balzac enveloppé de son froc monacal, et trépignant d’impatience sur le tapis bleu et blanc d’une coquette mansarde aux murs tapissés de percale carmélite agrémentée de bleu, car malgré sa négligence apparente, il avait l’instinct de l’arrangement intérieur, et préparait toujours un nid confortable à ses veilles laborieuses; dans aucun de ses logis ne régna ce désordre pittoresque cher aux artistes. 
   — Enfin, voilà le Théo! s’écria-t-il en nous voyant. Paresseux, tardigrade, unau, aï, dépêchez-vous donc; vous devriez être ici depuis une heure. — Je lis demain à [directeur de théâtre] Harel un grand drame en cinq actes.
   — Et vous désirez avoir notre avis, répondîmes-nous en nous établissant dans un fauteuil comme un homme qui se prépare à subir une longue lecture.

   À notre attitude Balzac devina notre pensée, et il nous dit de l’air le plus simple: « Le drame n’est pas fait. »
   — Diable! fîs-je. Eh bien, il faut faire remettre la lecture à six semaines.
   — Non, nous allons bâcler le dramorama pour toucher la monnaie. A telle époque j’ai une échéance bien chargée.
   — D’ici à demain c’est impossible; on n’aurait pas le temps de le recopier.
   — Voici comment j’ai arrangé la chose. Vous ferez un acte, Ourliac un autre, Laurent-Jan le troisième, de Belloy le quatrième, moi le cinquième, et je lirai à midi, comme il est convenu. Un acte de drame n’a pas plus de quatre ou cinq cents lignes; on peut faire cinq cents lignes de dialogue dans sa journée et dans sa nuit.

   — Contez-moi le sujet, indiquez-moi le plan, dessinez-moi en quelques mots les personnages, et je vais me mettre à l’oeuvre, lui répondis-je passablement effaré.
   — Ah! s’écria-t-il avec un air d’accablement superbe et de dédain magnifique, s’il faut vous conter le sujet, nous n’aurons jamais fini!

Honoré de Balzac, portret door Maxime Dastugue naar Louis Boulanger

(Op een dag kregen wij een dringend briefje van Balzac, dat ons sommeerde ons onmiddellijk te begeven naar rue Richelieu 104, waar hij een pied-à-terre had ten huize van kleermaker Buisson. Wij troffen Balzac gehuld in zijn monnikspij, trappelend van ongeduld op het blauw-met-witte vloerkleed van een elegante zolderkamer, waarvan de wanden waren bespannen met karmelietessenbruin perkal met een blauw motiefje, want hij léék wel een sloddervos, maar hij wist hoe je een vertrek moest inrichten, en hij zorgde altijd dat hij, wanneer hij nachtenlang moest doorploeteren, tenminste in een behaaglijk nestje zat. Waar hij ook woonde, nimmer zag je daar de pittoreske chaos die onder kunstenaars zo populair is.
   ‘Hèhè, daar hebben we Théo!’, riep hij uit toen hij ons zag. ‘Luilak, slomerik, twee-, drietenige luiaard, schiet toch eens een beetje op; u had hier al een uur moeten wezen. – Morgen lees ik [theaterdirecteur] Harel een groot stuk in vijf bedrijven voor.’
   ‘En nu wilt u onze mening horen’, antwoordden wij, terwijl wij ons in een fauteuil vestigden als iemand die zich op een lange luistersessie voorbereidt. 
   Aan onze houding las Balzac af wat ons door het hoofd ging, en hij zei, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was: ‘Het stuk is nog niet geschreven.’
   ‘Drommels,’ riep ik uit, ‘dan moeten we de lezing anderhalve maand laten opschorten.’
   ‘Nee, wij flansen het stukorama in elkaar om de centen op te strijken. Een fikse wissel van mij vervalt binnenkort.’
   ‘Voor morgen lukt dat nooit; we zouden de tijd niet hebben om het in het net te schrijven.’
   ‘Ik stel me de zaak zó voor: u schrijft een bedrijf, Ourliac schrijft er een, Laurent-Jan het derde, de Belloy het vierde, ik het vijfde, en ik lees het, zoals afgesproken, morgen om twaalf uur voor. Een bedrijf telt hooguit vier-, vijfhonderd regels, en in een dag en een nacht kun je wel vijfhonderd regels dialoog schrijven.’
   ‘Vertelt u me dan maar waar het over gaat, beschrijf de plot, schets in een paar woorden de personages, dan ga ik aan de slag’, antwoordde ik hem, lang niet op mijn gemak.
   ‘O néé,’ riep hij uit, alsof hij zich werkelijk geen raad wist, en tegelijk met een subliem dédain, ‘als ik u ook nog moet vertellen waar het over gaat, krijgen we het nooit af!’)
Van dit plan is niets terechtgekomen, en toen Vautrin op 14 maart 1840 ten slotte in première ging, werd het om politieke redenen na één uitvoering verboden.
(Th. Gautier, Portraits contemporains, 2de druk (1874), pp. 119-121, vertaling J.E. Portret uit Wikipedia)
(Gautier describes how Balzac tried to make five authors write a play together in one day.)

21 april 2012

Tsaristisch Rusland in kleur

De Library of Congress beheert een aantal fotocollecties, waaronder de collectie Prokudin-Gorskii, met foto’s van Rusland uit de jaren 1905-1915, gemaakt door wetenschapper Sergei Mikhailovich Prokudin-Gorskii (1863-1944). Een deel van de foto’s is in kleur, wat het decor waartegen de Russische literatuur van de 19de eeuw zich afspeelt, wel zeer nabij brengt. Dit is een panorama uit 1910 van de stad Kasli, gelegen in de Oeral, tussen Jekaterinboerg en Tsjeljabinsk:



De fotograaf heeft met grote glasnegatieven gewerkt, en de detailscherpte mag er wezen. De moestuinen:




En het wooncomplex op de voorgrond:


(At the Library of Congress: a collection of photos from Russia, partly in colour, from 1905-1915.)

18 april 2012

Milne: knock and ring

Wie kent niet de geschiedenis van Eeyore die zijn staart kwijt is? Winnie-the-Pooh, die hem zal gaan zoeken, besluit de hulp in te roepen van Owl, want ‘if anyone knows anything about anything’, zegt de Beer bij zichzelf, ‘it’s Owl who knows something about something.’ Owl woont in een ‘old-world residence’, die Pooh des te grootser voorkomt omdat ze voorzien is van zowel een klopper als een schelkoord. Onder de klopper staat:
PLES RING IF AN RNSER IS REQIRD.
En onder het schelkoord:
PLEZ CNOKE IF AN RNSR IS NOT REQID.
Winnie-the-Pooh, het lezen niet machtig, ‘knocked and pulled the knocker, and he pulled and knocked the bell-rope’. Waarop Owl verschijnt, en het verhaal zijn onsterfelijke loop neemt.


Winnie-the-Pooh, waarin dit beschreven staat, verscheen oorspronkelijk in 1926, om precies te zijn op 14 oktober. Eveneens in 1926 – exacte datum onbekend – verscheen in Duitsland, in de reeks Langenscheidts Handbücher für Auslandkunde, de vijfde, verbeterde druk van Land und Leute in England, geheel opnieuw bewerkt door Karl Breul, hoogleraar Duits aan de universiteit van Cambridge. Deze Handbücher für Auslandkunde behelzen een intrigerende reeks zak-encyclopedieën, waaruit de vreemdeling tot in detail kan leren hoe het er in de samenleving in kwestie aan toe gaat. Men hield bij Langenscheidt niet van half werk: dit deeltje over Engeland dus niet over Wales, Schotland en Ierland telt 655 pagina’s.
   Op p. 314, tussen de artikelen Knight, Knighthood en Knopflochsträußchen ‘corsage’ staat:
Knocker (klopper aan de huisdeur). De dienstbode klopt eenmaal, de postbode tweemaal, de bezoeker minstens viermaal. Bij nieuwe huizen wordt thans dikwijls in plaats van de klopper een elektrische bel aangebracht. Op vele huisdeuren leest de bezoeker ‘Knock and ring’.
(A.A. Milne (tekeningen van E.H. Shepard), Winnie-the-Pooh (1926), hst. 4; gecit. n. ed. 1991, pp. 42-43; afb. p. 44 (detail); K. Breul, Land und Leute in England (1926), p. 314.)
(A connection is shown between the knocker and bell-rope in Winnie-the-Pooh, and at contemporary front doors.)

16 april 2012

Norwich: Christmas Crackers



Liefhebbers van dit soort mengelwerk zullen zeker genieten van de delen ‘Christmas Crackers’ van John Julius Norwich. Deze veroordeelt, in de inleiding tot het hierboven afgebeelde boek, het overnemen van teksten uit andere bloemlezingen, al moet hij toegeven dat hij zo nu en dan, speciaal in de Notebooks van Geoffrey Madan, zijn handen niet thuis heeft kunnen houden. Die Madan moeten we dus óók in de gaten houden.

15 april 2012

FAZ: Deus ex Machina

Een blog van de Frankfurter Allgemeine Zeitung vaart onder licht archaïsche vlag:



(faz.net)
(A blog in a German newspaper sports an archaic title.)

11 april 2012

Hildebrand: colporteurs

Hildebrand (Nicolaas Beets, 1814-1903) nam in zijn Camera obscura het bezoek van de heer Kegge aan de auteur te baat om een indruk te geven van de colporteurs waardoor Leidse studenten begin 19de eeuw werden belaagd.
Eenigen tijd na de ontvangst van dit ‘reukoffer’ [een kistje sigaren] [...] zat ik op een regenachtigen Octobermorgen, waarop ik juist niet te vroeg was opgestaan, in stil gepeins voor mijn ontbijt, toen zich beneden mij een buitengewoon gestommel hooren deed.
   ‘Nog al hooger?’ vroeg eene zeer luide stem, die ik niet kende, ‘drommels, tante! dat is in de hanebalken. Sakkerloot, ’t is hier suffisant donker, hoor! ik ben een kuiken als ik zien kan!’
   Het is niet met zulk een vrijmoedige luidruchtigheid, dat zich de kapitens van vergane schepen met onleesbare brieven in de met hen gestrande portefeuilles, of de ‘professeurs’ van onbekende lycaea, die ‘tijdstroomen’ aanbieden, of de doorgevallen kruideniers, die uit hunne verbrande pakhuizen niets anders hebben gered dan een mooie partij Zeeuwsche chocolade van duizend A’s, of de goedkoope portretteurs en silhouettemakers, die de eer hebben gehad uwen besten vriend ook af te beelden, of de konstenaars, die voor een spotprijs de geheele koninklijke familie in gips op uwe tafel willen zetten, of de reizigers met inteekenlijsten op onmisbare boeken, waarvan een professor zich heeft afgemaakt door ze een student op den hals te schuiven; het is, zeg ik, niet met zulk een vrijmoedige luidruchtigheid, dat opgemelde heeren, en al wat verder zich op eene listige wijze bij de studerende jeugd indringt, om op haar medelijden, onervarenheid, of blooheid te speculeeren, gewoon zijn zich aan te bieden; want indien zij geen Fransch of Duitsch of Luikerwaalsch spreken om uw hospita te overbluffen, dan nemen zij de beleefdste, beschaafdste en tevredenste houding der wereld jegens haar aan; en wat de trap betreft, zij veinzen niet zelden er ten volle mede bekend te wezen.
(N. Beets, Camera obscura (1851; 1ste druk 1839), gecit. n. ed. W. van den Berg e.a. (1998), p. 159 (DBNL). De geschiedenis van de familie Kegge was al in 1840 voltooid, maar is pas in 1851, in de 3de druk van de Camera obscura, toegevoegd. ‘Zeeuwsche chocolade van duizend A’s’: de kwaliteit van de vroeger vermaarde Zeeuwse chocola werd uitgedrukt in een aantal A’s; volgens Woordenschat (1899) echter hooguit zes.)

04 april 2012

Wodehouse & Tolstoy: drawing-room blessings

In het hoofdstuk ‘No Wedding Bells for Him’ werkt de fantast en klaploper Ukridge, de held van de gelijknamige roman van P.G. Wodehouse (1881-1975), zich op tot huisvriend van het ‘eenvoudige’ gezin Price, met als doel er naar believen te kunnen binnenvallen voor een gratis maal. De zondagse gezangen neemt hij op de koop toe. Maar hij overspeelt zijn hand: ineens blijkt hij verloofd met de dochter des huizes. De vriend die hem altijd weer uit de nesten moet halen, vraagt:
   ‘Then you really do want to get out of this thing?’
   ‘Of course I want to get out of it.’
   ‘But, if you feel like that, how on earth did you ever let it happen?’
   ‘I simply couldn’t tell you, old horse,’ said Ukridge, frankly. ‘It’s all a horrid blur. The whole affair was the most ghastly shock to me. It came absolutely out of a blue sky. I had never so much as suspected the possibility of such a thing. All I know is that we found ourselves alone in the drawing-room after Sunday supper, and all of a sudden the room became full of Prices of every description babbling blessings. And there I was!’
   ‘But you must have given them something to go on.’
   ‘I was holding her hand. I admit that.’
   ‘Ah!’

Zo’n ‘overvalverloving’ was in de wereldliteratuur al minstens eenmaal eerder vertoond, en wel in Oorlog en vrede van L.N. Tolstoy (1828-1910). De episode speelt in 1805. De jonge losbol Pierre Bezuhov – ik volg de transcriptie van de Engelse vertaling – heeft van zijn vader de grafelijke titel en een fortuin geërfd. Dit trekt de aandacht van aartsmanipulator prins Vasili Kuragin, die besluit zijn beeldschone dochter Hélène aan Pierre uit te huwelijken. Hij drijft het stel naar elkaar toe, maar Pierre zal Hélène toch echt ten huwelijk moeten vragen, en daartoe kan hij maar niet besluiten. Als laatste poging geeft Kuragin op de naamdag van zijn dochter een intiem partijtje, waar het jonge paar geruime tijd alleen wordt gelaten in een kleine salon. Wanneer het laat wordt en er maar niets ‘gebeurt’, grijpt de prins in:
   Prince Vasili frowned, twisting his mouth to one side, and his cheeks began to twitch with the disagreeable, brutal expression characteristic of him. He shook himself, got up, threw back his head and with resolute steps walked past the ladies into the little drawing-room. Swiftly and with an assumption of delight he went up to Pierre. His face was so extraordinarily solemn that Pierre rose in alarm.
   ‘Thank God!’ said Prince Vasili. ‘My wife has told me!’ He put one arm round Pierre, the other round his daughter. ‘My dear boy.... My little girl.... I am very, very pleased.’ His voice trembled. ‘I loved your father ... and she will make you a good wife.... God bless you both.’
   He embraced his daughter, then Pierre again, and kissed him with his malodorous mouth. Real tears moistened his cheeks.
   ‘Princess, come here!’ he called.
   The princess came in, and she too wept. The elderly lady also put her handkerchief to her eye. Pierre was kissed, and several times he kissed the hand of the lovely Hélène. After a while they were left alone again.

Zes weken later treden Pierre en Hélène in het huwelijk. Ukridge daarentegen weet zich er als altijd op het nippertje uit te draaien.
(P.G. Wodehouse, 'No Wedding Bells for Him' (= hst. 7), in Ukridge (1924), gecit. n. Penguin-editie 1964, pp. 140-141. L.N. Tolstoy, War and Peace (1869), bk. 1, dl. 3, hst. 2, gecit. n. Penguin-ed. 1985, p. 246 (vert. Rosemary Edmonds).)

02 april 2012

Gansch blommerherten

Oudere drukken van de Grote Van Dale, tot en met de 6de (1924), bevatten nog veel verouderde woorden, die uit voorlopers van dit woordenboek waren overgenomen. In de 7de druk (1950) is hierin drastisch opruiming gehouden. Hier een voorbeeldje van die geschrapte oude taal:



(Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal, 6de dr. (1924), p. 573.)
(Antiquated Dutch swearing, from an old dictionary.)