En de Witte werd op het bureau gebracht, en toen hij daar nog eens aan alle vormvereisten had voldaan, en eens gezongen had van Napoleon, en verteld van de school, van Fompe en Dabbe en Tjeef, toen kreeg hij van ‘meniêr Schoenaers’ een stuk chocola, en van ‘meneer Franken’ een sigaartje, en werd hem medegedeeld dat hij reeds de volgende dag op het bureau mocht komen werken. Van dit ogenblik af zou de Witte zich doodgevochten hebben voor die twee Witheren.(Ernest Claes, De Witte (1920), hst. 14, gecit. n. 117de druk (1978), p. 222.)
09 februari 2012
Claes: Witheren
De Belgische auteur Ernest Claes (1885-1968) beschreef in de deels autobiografische roman De Witte (1920) de belevenissen van een Vlaamse dorpsjongen. Tot slot stapt de twaalfjarige naar het klooster van Averbode, voor een baantje in de drukkerij. Hij wordt er door een paar witheren (norbertijnen) vriendelijk ontvangen. (Napoleon slaat op een kermislied over de zoon van de keizer; Fompe en Dabbe en Tjeef waren schoolkameraden.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten