08 oktober 2012

Gekaapte brieven als onbedoelde poëzie

Vanmiddag wordt de website www.gekaaptebrieven.nl opengesteld voor het publiek. Daar worden duizenden brieven en andere documenten van gewone Nederlanders uit de 17de en 18de eeuw ontsloten – fijn voor wetenschappers, maar ook, voor de gewone Nederlanders van nu, heerlijk om in te grasduinen. Zo vond ik in document nr. 3391, een Surinaamse inventaris uit 1671, dit ‘poëtische’ lijstje:
Een silvere lepel,
Een swarte paternoster,
Negen silvere ducatons in specie,
Een stuck van de huijt van een Civet kat,
Een kopere schaeltie,
Ander halff pont koper gewicht,
Een paer gedragen schoenen met
silvere Gespen,
Een hoet met een Leere hoetkasse
Een Hammacke
Een kopere stooff panne,
Acht bocke Velleties,
Een anckertie suijcker,
Een goudt gewicht
Een kraale kransie met Veerthien goude kraalties
en soo veel bloet kraelties
Zeker, dit is niet als gedicht bedoeld. De bekoring berust op het exotisme van de in ouderwetse spelling opgetekende, voor ons ongewone elementen van de opsomming. De wetenschappelijke blik ziet hier geen poëzie, maar dat mag ons er niet van weerhouden het zo te lezen, en op die manier toegang te krijgen tot deze tijdingen van verre.
     We mogen de enthousiaste medewerkers aan het project, dat wordt geleid door Nicoline van der Sijs, trouwens wel dankbaar zijn dat ze dat oude schrift voor ons hebben ontcijferd. Kijk maar eens naar het begin van dit lijstje:



07 oktober 2012

Heinrich Böll, ‘Warum ich kurze Prosa wie Jacob Maria Hermes und Heinrich Knecht schreibe’

Het was mijn plan, hier een samenvatting of navertelling van dit essay – of toch een verhaal? – van Heinrich Böll (1917-1985) te plaatsen, met een vertaling van enkele passages. Bij nader inzien zou ik mij daarmee schuldig hebben gemaakt aan een verwerpelijke verminking van dit kleinood. Het vertalen en plaatsen van het hele stuk zou op dit moment te veel hooi op mijn vork zijn, nog afgezien van de ongetwijfeld tijdrovende rechtenkwestie.
     Daarom volsta ik met de nadrukkelijke aanbeveling om dit slechts zeven pagina’s tellende werkje uit 1966 te lezen. Het is opgenomen in Das Heinrich Böll Lesebuch (1982, pp. 317-324), en zal nog wel in andere bloemlezingen te vinden zijn. Een Nederlandse vertaling heb ik niet kunnen vinden, en er bestaan Engelse bundels van ‘(collected) stories’ van Böll, maar of dit daarin staat heb ik niet kunnen achterhalen. Tips hierover zijn welkom.
(Een Spaanse vertaling, ‘Por qué escribo prosa breve como Jacob Maria Hermes y Heinrich Knecht’, is opgenomen in H. Böll, Ni una sola lágrima por Schmeck (1981).)