Change begets change. Nothing propagates so fast. If a man habituated to a narrow circle of cares and pleasures, out of which he seldom travels, step beyond it, though for never so brief a space, his departure from the monotonous scene on which he has been an actor of importance, would seem to be the signal for instant confusion. As if, in the gap he had left, the wedge of change were driven to the head, rending what was a solid mass to fragments, things cemented and held together by the usages of years, burst asunder in as many weeks. The mine which Time has slowly dug beneath familiar objects is sprung in an instant; and what was rock before becomes but sand and dust.(Charles Dickens, Martin Chuzzlewit (1843-1844), hst. 18; vertaling J.E., 2000/2012.)
Verandering baart verandering. Niets plant zich sneller voort. Verlaat een man – al is het maar voor even – de vaste, nauwe kring van zorgen en genoegens waar hij maar zelden buiten treedt, dan lijkt zijn afscheid van het saai toneel waar hij een speler van formaat was, het sein tot plotseling tumult. Alsof in de leemte die hij achterlaat de wig van de verandering tot aan de kop werd ingeramd, waardoor een hecht geheel aan stukken werd gereten, zo barsten dingen – door jarenlange sleur verbonden en bijeengehouden – in weken slechts uiteen. Vertrouwde zaken, door de tijd gestadig ondermijnd, gaan met een klap de lucht in; en wat eens rots was, wordt tot zand en stof.
29 januari 2012
Dickens: verandering
Zo nu en dan zette Charles Dickens (1812-1870) zijn doorgaans toch al pittige stijl tijdelijk in een hogere versnelling. Dan kwam er zoiets:
27 januari 2012
Carmiggelt: materiaal
Simon Carmiggelt (1913-1987) schijnt inmiddels bij het lezerspubliek in vergetelheid te zijn geraakt. Ten onrechte. Naar aanleiding van de aparte manier waarop iemand het woord materiaal gebruikte, laste hij eens dit terzijde in:
(A civil servant doesn't feel like writing a report on a three-month official journey, and simply burns the papers.)
Materiaal is een rekbaar begrip. Een ambtenaar van Buitenlandse Zaken die eens een dienstreis van drie maanden had gemaakt en niet de lust kon vinden er een rapport over te maken, schreef op een memo: 'Het materiaal is in het ongerede geraakt', en wierp alles in de kachel.(Simon Carmiggelt, 'Een dag' (oorspronkelijk verschenen in Het Parool, 12 juni 1975), in Schemeren (1992), p. 28.)
(A civil servant doesn't feel like writing a report on a three-month official journey, and simply burns the papers.)
25 januari 2012
Van der Vat: rustoord
Daan van der Vat (1909-1977) was van 1945 tot 1967 de Londense correspondent van het dagblad De Tijd. De niet-journalistieke stukken die hij in die periode schreef, en die in een aantal bundels zijn uitgegeven, geven blijk van een heel eigen humor.
(Daan van der Vat, 'Terreur in Torquay', in Britten beesten en buitenlanders of hoe in Engeland aan het leven wordt geleden (1953), pp. 149-150. Foto van HMS Bulwark in Torbay ontleend aan Ship in Torbay. Dit is overigens geen kruiser, maar een amfibisch transportschip.)
(An idyllic fantasy about life aboard a Royal Navy cruiser.)
Aan de zuidkust van Engeland, in het bekoorlijke graafschap Devonshire – beroemd om zijn uitgestrekte heidevelden en zijn vee, zijn appelcider en zijn boterballetjes, en eens beroemd om zijn ‘cream tea’ totdat de room in Engeland werd afgeschaft – ligt de badplaats Torquay, door vele Britten beschouwd als de mooiste en deftigste badplaats van Engeland. Gebouwd aan de voet en langs de hellingen van drie heuvels, met brede straten die hemelwaarts klimmen rondom de prachtige baai, in de rug beschermd tegen de noordenwind door grijze kalkrotsen, ziet de aristocratische stad neer op een blauwe zee en op een nette binnenhaven waar verweerde vissersbootjes en blanke luxejachten wiegelen zonder rust.
Nu en dan sluipt vanuit een der naburige oorlogshavens een zorgvuldig opgewreven, blauw-grijze kruiser naar het midden van de baai, laat behoedzaam en bijna geruisloos het anker vallen en verzinkt in een ijzeren mijmering. De dunne, blauwe nevel die op zomerse dagen bijna altijd over de baai hangt onttrekt alle levenstekenen op het oorlogsschip aan het oog. En men vraagt zich af of het schip wellicht een drijvend rustoord is voor vermoeide zeelieden en of wellicht ergens in een met rose schemerlampjes verlicht ruim de officieren en matrozen tezamen met hun beminnelijke kapitein liggen te dromen in hangmatten die in trossen van het plafond hangen. Misschien, zo denkt men, starend over het blauwe water van Torbay, misschien verheft zich nu en dan een varensgast in het schemerdonker en heft neuriënd en met een brok in de keel het ‘Rule, Britannia, Rule the Waves’ aan, waarop alle anderen weemoedig neuriënd invallen. De kapitein verhaalt de matrozen over zijn moeder, en de eerste stuurman vertelt hoe hij eens de eerste prijs heeft gewonnen voor bijbelkennis op de Zondagsschool. Dan wordt het avond en de kapitein tracteert op taartjes en frambozenlimonade, en de kruiser sluipt op kousevoeten huiswaarts, waar een kluwen admiraals, bezorgd over de late thuiskomst, met een stralende glimlach op hun gelaat, staat te wachten rond een lantaren aan de wal.
(Daan van der Vat, 'Terreur in Torquay', in Britten beesten en buitenlanders of hoe in Engeland aan het leven wordt geleden (1953), pp. 149-150. Foto van HMS Bulwark in Torbay ontleend aan Ship in Torbay. Dit is overigens geen kruiser, maar een amfibisch transportschip.)
(An idyllic fantasy about life aboard a Royal Navy cruiser.)
22 januari 2012
Elsschot: waarheid
Willem Elsschot (1882-1960), Lijmen: Karel Boorman, 'koopman in bedrukt papier', probeert de keukenliftenfabrikant Lauwereyssen een grote hoeveelheid reclamedrukwerk te doen bestellen. Zijn begroeting van mevrouw Lauwereyssen besluit hij met de woorden:
‘Lang genoeg hebben wij ons koest gehouden en lijdzaam toegekeken, terwijl gewetenlooze concurrenten, meest onbeholpen nieuwelingen in ’t vak, in ministeries en zoo het vet van de soep schepten en dan nog een praats maakten als werd hun onrecht aangedaan. Maar nu is ’t genoeg. Schitterend treedt de waarheid naar voren en geen booze macht die haar nog stuiten kan. En eens te meer zal het Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen een baanbreker geweest zijn.’(Willem Elsschot, Lijmen (1924), hst. 'De bestelling', gecit. n. uitg. 2002, p. 119, onder auspiciën van het Constantijn Huygens Instituut bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke 't Hoen.)
Abonneren op:
Posts (Atom)